De vaststellende arts bij overlijden
Een arts moet altijd het overlijden vaststellen
Bij een overlijden wordt er altijd een arts ter plaatse geroepen. Hij is daarbij ook de persoon die het model IIC of model IIID invult. In 44 % gaat het om de behandelend arts, in 26 % betreft het evenwel een andere arts; in de overige gevallen is het statuut van de vaststeller niet gekend.
Meer en meer komt bij overlijdens buiten het ziekenhuis een (huis)arts met wachtdienst of een urgentie-arts tussenbeide, die de overledene als patiënt niet heeft gekend. De vaststellende arts wordt daarbij verplicht onmiddellijk het overlijdensformulier (model III C of III D) in te vullen en daarbij de doodsoorzaak te bepalen zonder het resultaat van een eventueel politioneel/gerechtelijk onderzoek te kunnen afwachten of te kunnen overleggen met de behandelend arts.
Dokters als eerste ter plaatse
De urgentie-arts of huisarts met wachtdienst is meestal altijd als eerste op de plaats van de (dodelijke) feiten, bijvoorbeeld een arbeids- of verkeersongeval, een plots overlijden, een schiet- of vechtpartij, een partnerdrama of een levenloos aangetroffen alleenwonende. Als zijn primordiale taak van hulpverlening of reanimatie is afgelopen of onnodig blijkt, rest hem de taak van het vaststellen van overlijden.
Code Napoléon
De Belgische wetgeving betreffende de vaststelling van overlijden is nagenoeg ongewijzigd gebleven sinds de Code Napoléon (1804). Zo is deze verouderde wetgeving dan ook niet meer aangepast aan onze huidige samenleving en vatbaar voor tal van tekortkomingen.
De dokter vult ook een medisch attest in en maakt documenten op waarin hij verklaart hoe de persoon overleden is. Deze documenten zijn belangrijk voor het overbrengen van de overledene en de toelatingen tot begraven of cremeren. De begrafenisondernemer zal deze documenten nodig hebben om zijn werk perfect te kunnen uitvoeren. U kan altijd bij hem terecht voor al uw vragen omtrent een overlijden.