Bidprentjes sinds de 19e eeuw
Bidprentjes, die vandaag door sommigen gegeerde verzamelobjecten zijn, vonden bij het ruime publiek ingang in de 19de eeuw. Dat zegt professor Hans Geybels van de KU Leuven aan ‘Kerk & leven’. “Uit de evolutie van de prentjes valt heel wat af te leiden over ons omgaan met het geloof en met de dood doorheen de eeuwen.”
Al de 14de eeuw waren er prentjes met handgekleurde miniaturen met een heilige of een tafereel uit de Bijbel, bedoeld om mee te bidden. “Vanaf de Contrareformatie en dankzij de uitvinding van de drukpers in het Westen krijgen die ‘santjes’ grotere verspreiding.” Aan het begin van de zeventiende eeuw pennen zogenaamde klopjes, ongehuwde vrouwen die priesters bijstaan met het huishouden en kerkwerk, in Nederland op de achterzijde de naam van de overleden priester. Geybels: “Het bidprentje wordt tegelijk een doodsprentje waarmee geregeld gebeden wordt voor het zielenheil van de overledene. Later wordt ook de achterzijde bedrukt, aanvankelijk enkel bij de adel en hogere geestelijkheid. Tegen de 19de eeuw sijpelt dit door naar de bredere samenleving.”
Individualisering
“Na de uitvinding van de lithografie verschijnen de eerste portretten, vooral van notabelen. Ook dit gebruik sijpelt later door tot de hele samenleving. Tegenwoordig vinden wij op de gedachtenisprentjes meestal het portret van de overledene.” Hans Geybels meent dat dit laatste uitdrukking geeft aan de individualisering en de religieuze uitholling van de jongste decennia. “Zelfs het kruisje moet tegenwoordig vaak wijken. De tekst wordt vandaag niet langer door de traditie, maar door de inspiratie van de overledene en nabestaanden geïnspireerd.”
(bron en citaten: Kerknet.be)