BegraafplaatsenNieuws

Dodenhuisje op begraafplaats Kozen opgeknapt

Dodenhuisje op begraafplaats Kozen opgeknapt

Nestor Appeltans (60), medewerker bij de technische dienst van de gemeente Nieuwerkerken, heeft het dodenhuisje op de begraafplaats van het dorpje Kozen opgeknapt. Het dodenhuisje stond al lang leeg en was er slecht aan toe.

Het dodenhuisje van de begraafplaats van Kozen, een deelgemeente van Nieuwerkerken, stond op instorten. Het was al tientallen jaren in onbruik geraakt. Nestor Appeltans wilde voorkomen dat het nog verder zou verloederen. Hij kent het dodenhuisje als geen ander want hij werkte 39 jaar op de begraafplaats. Hij heeft heel wat herstellingen gedaan op de kerkhoven en plaatste er ook colombariums, grafkelders en urnekelders. Hij stelde aan de gemeente Nieuwerkerken voor om het dodenhuisje zelf te restaureren. Hij diende een dossier in bij de gemeente Nieuwerkerken en kreeg bij de lokale overheid groen licht. Hij heeft het dodenhuisje opgeknapt, samen met de collega’s van de technische dienst. Nu gaat hij met pensioen.

Restauratie

Nadat hij groen licht kreeg, ging hij aan de slag met de restauratie. Er werden zo veel mogelijk materialen gerecupereerd. Veel oude stenen zijn opnieuw gebruikt geworden. De voorgevel werd opnieuw gemetst. De dorpel is gemaakt van blauwe steen, die gerecupereerd werd uit een kerk. De hoekstenen werden verzaagd om te dienen als boordsteen voor de deur. Er werd een nieuw dak aangelegd.

Besmettelijke ziekte

In het dodenhuisje werden mensen na hun overlijden opgebaard. De laatste keer was dat gebeurd in 1965, toen iemand van een transportfirma overleed. Vanaf 1872 moest elke begraafplaats ook een ruimte hebben om de doden te bewaren tot het tijdstip van de begrafenis. Wie immers aan een besmettelijke ziekte overleden was, kon beter niet thuis opgebaard blijven. Een lijkenhuisje bestond al bij de meeste gasthuizen (of latere ziekenhuizen). Daarenboven kon men in dergelijke ruimtes ook doden opbaren die langs de weg gevonden werden en niet meteen geïdentificeerd konden worden.

Schijndood

Maar er was nog een reden om dodenhuisjes op te richten: in de tweede helft van de 19e eeuw ontstond een hevige schrik voor schijndood en het risico levend begraven te worden. Een dodenhuisje maakte het mogelijk een gestorvene minstens 36 uren te bewaren alvorens te begraven. Gaf hij of zij in die tijdsspanne geen teken van leven, dan kon men met geruster hart begraven. In de 21ste eeuw vooraleer begrafenisondernemers de doden in het funerarium opbaarden, waren het vooral mensen die zelfmoord hadden gepleegd of verongelukt waren die er werden opgebaard. Na de tweede wereldoorlog namen de begrafenisondernemers de functies van de dodenhuisjes over.

Via Matthias Vanheerentals

Gerelateerde onderwerpen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Back to top button